-
1 door elkaar mengen
door elkaar mengenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > door elkaar mengen
-
2 mengen
♦voorbeelden:1 kleuren mengen • mix/blend coloursthee mengen • blend teameng de suiker door de pap • stir the sugar into the porridgedoor elkaar mengen • mix together2 mijn naam wordt er ook in gemengd • my name was also brought in/dragged inII 〈wederkerend werkwoord; zich mengen〉♦voorbeelden:1 zich mengen in de politiek • get (oneself) involved/mixed up in politicszich in iemands zaken mengen • poke one's nose into someone's business -
3 mengen
3 [betrekken bij] mêler (à)♦voorbeelden:het mengen • le mélangeII 〈wederkerend werkwoord; zich mengen〉1 [+ in][zich inlaten met] se mêler (de)♦voorbeelden:zich mengen in een twist • s'entremettre dans une querelle -
4 mengen
I.mischenII.[door elkaar werken]mengenIII.[door elkaar werken]vermengenIV.[door elkaar werken]vermischen -
5 brasser
brasser [braasee]1 brassenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:brasser de l'argent • met grote geldbedragen omgaanv1) brassen [zeilen]2) brouwen [bier]4) schudden [kaarten] -
6 scramble
n. geklauter; gescharrel; gegrabbel; gedrang; gevecht, worsteling; motorcross--------v. schudden (kaarten); door elkaar mengen; roeren; worstelen, moeite doen; opzij geduwd wordenscramble1[ skræmbl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————scramble2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
7 mêler
-
8 durcheinander
durcheinander1 door elkaar ⇒ dooreen, in de war♦voorbeelden:1 durcheinander bringen • (a) in de war brengen; (b) (met elkaar) verwisselen • 〈 (c) figuurlijk〉 in verwarring brengenalles geht durcheinander • het is een en al chaos, het loopt in de soepdurcheinander geraten • in de war rakendurcheinander kommen • 〈 informeel〉door elkaar komen, in de war rakendurcheinander mengen • dooreen-, vermengenetwas durcheinander werfen • (a) iets door elkaar, overhoop gooien; 〈 (b) figuurlijk〉 iets door elkaar halen -
9 mélanger
mélanger [meelãzĵee]〈 werkwoord〉2 met elkaar verwarren ⇒ overhoop gooien, door elkaar halen♦voorbeelden:mélanger une chose et une autre chose • twee dingen met elkaar verenigen, combineren→ carte1. v2) combineren3) versnijden [wijn]4) kruisen [dieren]2. se mélangerv2) neuken -
10 mix
n. mengsel, mengeling--------v. mixen; vermengen; omgaan met; inschenken; vloeistof gieten in een goedkopere vloeistof (wijn bij water)mix1[ miks] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 mengsel————————mix2♦voorbeelden:mix with • omgaan met→ mix in mix in/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:mix one's drinks • door elkaar drinken -
11 confondre
confondre [kõfõdr]2 (met elkaar) verwarren ⇒ verwisselen, door elkaar halen4 weerleggen ⇒ aan de kaak stellen, in het nauw drijven♦voorbeelden:rester confondu • versteld staan♦voorbeelden:v1) (ver)mengen -
12 entremêler
entremêler [ãtrəmellee] -
13 мешать
vgener. interfereren, (домино) door elkaar husselen, (домино) husselen, mixen, aanstoken (кочергой), afhouden, porren (о печке), roeren, storen, (iem.) in de weg staan (кому-л.), (iem.) in de wielen rijden (кому-л.), belemmeren, beletten, derangeren, deren, dwarsbomen, een spaak in het wiel steken, frustreren, hinderen, mengen, plagen, poken (кочергой), prevenieren, tegenhouden, verhinderen -
14 shuffle
n. geschuifel; schuifelende danspas; schudden (v. kaarten); verandering van positie; reorganisatie--------v. heen en weer bewegen; schuifelen, sloffen; schudden (kaarten); (in zijn papieren) rommelenshuffle1[ sjufl] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————shuffle2♦voorbeelden:¶ shuffle out of one's responsibility • zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekken, zich eruit draaien♦voorbeelden:3 schuiven ⇒ al schuivend aan/uittrekken♦voorbeelden:shuffle one's papers • in zijn papieren rommelen3 〈 figuurlijk〉 try to shuffle off one's responsibility • zijn verantwoordelijkheid proberen af te schuivenshuffle on/off one's slippers • zijn pantoffels al schuifelend aan/uittrekken -
15 мешать
vgener. interfereren, (домино) door elkaar husselen, (домино) husselen, mixen, aanstoken (кочергой), afhouden, porren (о печке), roeren, storen, (iem.) in de weg staan (кому-л.), (iem.) in de wielen rijden (кому-л.), belemmeren, beletten, derangeren, deren, dwarsbomen, een spaak in het wiel steken, frustreren, hinderen, mengen, plagen, poken (кочергой), prevenieren, tegenhouden, verhinderen -
16 woelen
1 [zich onrustig bewegen] toss about♦voorbeelden:zij lag maar te woelen • she was tossing and turning1 [landbouw] [grond dooreen mengen] turn up (the soil)2 [wroeten] grub (up), root (out)♦voorbeelden: -
17 blend
n. mengsel; (grammatica) portmanteau-woord (woord gevormd door samenvoegen van twee woorden, bv. brunch (breakfast + lunch))--------v. (zich) vermengen, harmoniërenblend1[ blend] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————blend21 zich vermengen ⇒ een harmonieus geheel vormen, bij elkaar passen♦voorbeelden:this building blends into the landscape • dit gebouw vormt één geheel met het landschapII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 mengen ⇒ combineren, in elkaar doen overlopen♦voorbeelden:1 now blend the eggs with the butter and sugar • meng/roer nu de eieren door de boter en suiker
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Немецкий
- Нидерландский
- Русский
- Французский